Afbeelding

Boardroom

Boardroom. Foto: Danielle Cerullo/ Unsplash.

/ analyse

Breng zorgplicht bedrijven voorbij niveau van incidenten

Al vele jaren is er in de samenleving sprake van ontevredenheid over de mate waarin het grote bedrijfsleven het leven van burgers beïnvloedt en soms zelfs bepaalt. Dat heeft de discussie aangewakkerd over de zorg die grote ondernemingen voor het algemeen belang zouden moeten dragen, alsook de stakeholdersdialoog die dat verlangt. 

De Sociaal Economische Raad (SER) ziet die uitdagingen ook en heeft een onderzoeks- en praktijkproject uitgevoerd, dat laat zien hoe bedrijven een dialoog met hun stakeholders kunnen aangaan. Bij voorbeeld met belanghebbenden in hun keten en met hen die in die context te maken krijgen met risico’s voor mens en milieu. Voor een dergelijke stakeholdersdialoog zijn tools, kennisdocumenten en een self-assessment opgesteld. 

Voor internationaal opererende bedrijven bestaan al geruime tijd OESO-richtlijnen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. ‘Bij de SER helpen we bedrijven om de OESO-richtlijnen te implementeren,’ zegt Alexandra van Selm, directeur Beleid van de SER

‘Betekenisvolle stakeholderdialoog past ook bij onze doelstelling om brede welvaart te bevorderen. Dit houdt in dat bedrijven rekening houden met de belangen en zorgen van hun stakeholders, zowel in eigen land als in toeleveringsketens in andere landen.’

De SER heeft inmiddels meer dan 15 tools en kennisdocumenten rond de voorbereiding, de uitvoering en de opvolging van een stakeholderdialoog gepresenteerd, alsook een self-assessment en een themapagina betekenisvolle stakeholdersdialoog zijn hiervan de opbrengsten.

Het op een betekenisvolle manier betrekken van je stakeholders is onderdeel van de OESO-richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Het voeren van een betekenisvolle stakeholdersdialoog is hiervan een invulling. Daarnaast is het betrekken van stakeholders verankerd in IMVO-wetgeving, zoals de CSRD en de CSDDD.

Self-assessment en meer 

De SER geeft een plan van aanpak, die begint met een self-assessment. Daarbij wordt geadviseerd om in aanloop naar een stakeholdersdialoog eerst je motivatie te bepalen waarmee je het gesprek met stakeholders aangaat. Voorts wordt je geadviseerd hoe je aan de juiste voorwaarden werkt om een dialoog ana te gaan en breng je in kaart wie je stakeholders zijn. 

In de tweede fase bereid je je voor op de stakeholdersdialoog. Daarbij verken je de aanleiding, het onderwerp en het doel van de dialoog, alsook de bijbehorende omstandigheden waarmee je geconfronteerd word. Dan bepaal je ook met welke stakeholders je in dialoog gaat en hoe je hen erbij betrekt. Ook dien je dan te bepalen met welke andere partijen je wilt of moet samenwerken. In de volgende stap bereid je het gesprek inhoudelijk en praktisch voor. 

In de derde fase gaat het om de uitvoering van de stakeholdersdialoog en om het voeren van een open gesprek.

In de vierde fase kom je tot een afronding van een dialoog en is het tijd voor terugkoppeling, opvolging en evaluatie. 

Het project is mede mogelijk gemaakt door de Goldschmeding Foundation. 

Voorbij de incidenten 

November vorig jaar schreven drie hoogleraren in NRC Handelsblad dat er maatschappelijk veel aandacht is voor incidenten, zoals rond bijvoorbeeld Tata Steel en Chemours, de combinatie van hoge bankwinsten en lage spaarrente, Schiphol en de bagage-afhandelaars, agrobedrijven, stikstof, et cetera. ‘Maar die aandacht gaat veelal enkel over de incidenten zelf. Zelden gaat het over de structuren daarachter die het gedrag van deze bedrijven bepalen; de spelregels die bepalen welke bevoegdheden en verantwoordelijkheden bestuurders, aandeelhouders en andere belanghebbenden hebben.’

Het drietal wijst erop dat het aandeelhoudersdenken sinds de jaren ‘90 van de vorige eeuw steeds dominanter is geworden. Maar ‘wanneer aandeelhouders meer gericht zijn op de financiële winst op de korte termijn, kunnen bedrijven andere belangen die cruciaal zijn voor een gezonde, duurzame samenleving, vaak onvoldoende centraal stellen. Dit is een spel dat op de lange termijn enkel verliezers kent. Want bedrijven die de belangen van de werknemers, klant, toeleverancier en samenleving veronachtzamen, zullen op de lange termijn ook financieel niet levensvatbaar blijken.’

Cruciaal is volgens het drietal dat er spelregels worden opgesteld over goed ondernemingsbestuur (corporate governance), die bepalen hoe de macht en verantwoordelijkheid in bedrijven verdeeld zijn. In Nederland is een deel daarvan geregeld in de Code Corporate Governance, vastgesteld in een commissie waarin de beursgenoteerde bedrijven een belangrijke stem hebben. Dit is een vorm van zelfregulering door bedrijven.

De Code heeft zich behoorlijk vooruitstrevend ontwikkeld sinds 2003, maar bij de laatste herziening eind 2022 is door sommige partijen met succes geageerd tegen te snelle veranderingen. De toenmalige voorzitter Pauline van der Meer Mohr beklaagde zich over de behoudzucht bij de top van het Nederlandse bedrijfsleven.

Maatschappelijke zorgplicht 

De hoogleraren stellen dat het verbeteren van de bestaanszekerheid vereist dat we ook de zeggenschap over bedrijven anders inrichten. Borging van de belangen van klant en samenleving vereist veranderingen in het corporate-governance-landschap. Vanuit de wetenschap is er altijd debat mogelijk over specifieke voorstellen. De volgende drie kunnen op veel steun onder wetenschappers rekenen en verdienen het om in praktijk gebracht te worden.

Het gaat, ten eerste, om de verankering van een maatschappelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen. Het behoort tot hun taak als leiders van bedrijven dat hun bedrijven op een verantwoorde manier aan het maatschappelijk verkeer deelnemen. 

Daarnaast hebben de hoogleraren een voorstel gedaan dat grote bedrijven een maatschappelijke adviesraad instellen. In de huidige structuur hebben werknemers een stem via de Ondernemingsraad. Die is in 1950 geïntroduceerd. Vandaag de dag gaat het erom een grote waaier van niet-werknemersbelangen een ‘eigen stem’ te geven. 

Tot slot zou de overheid volgens het drietal alternatieve ondernemingsvormen (zoals coöperaties of steward-owned ondernemingen) kunnen stimuleren. Een conceptwetsvoorstel voor een ‘maatschappelijke BV’ (de BVm) is in een vergevorderd stadium. 

De hoogleraren zijn Rutger Claassen, hoogleraar politieke filosofie en economische ethiek aan de Universiteit Utrecht, Jeroen Veldman, hoogleraar corporate governance aan de Nyenrode Business Universiteit en Dirk Schoenmaker, hoogleraar banking en finance aan de Erasmus Universiteit.

Beluister de podcast met Joks Jansen