Afbeelding

Delegatieleden van COP28-klimaattop, Dubai, 2023.

Delegatieleden van COP28-klimaattop, Dubai, 2023. Foto: organisatie 

/ analyse

2024 zou kantelpunt in de klimaattransitie kunnen zijn

In het kort: 

  • IEA verwacht dat Co2-uitstoot vanaf 2024 structureel gaat dalen.
  • Ondertussen neemt de strijd wel toe: wie betaalt de rekening van de klimaattransitie?
  • EU raakt steeds meer geïsoleerd tegenover de ambities van BRICS-landen en Global South.

Ondanks alle misère geeft 2023 ook sprankjes hoop. Zo luidt één van de voorspellingen op de drempel van het nieuwe jaar dat de mondiale uitstoot van fossiele brandstoffen vanaf volgend jaar structureel gaat dalen. Dat schrijft het Internationaal Energie Agentschap (IEA). Met andere woorden: zal 2024 de boeken ingaan als een kantelpunt in de klimaattransitie?

Voor een dergelijk positivisme is het waarschijnlijk nog te vroeg: 2024 is een kalenderjaar met maar liefst 40 (parlements)verkiezingen in de wereld, die grote structurele veranderingen teweeg kunnen brengen. Neem alleen al de VS, met de veteranenstrijd tussen president Biden en ex-president Trump.

Toch zijn er redenen om ons vast te klampen aan het jongste sprankje hoop. De wereldgemeenschap lijkt langzaam maar zeker meer grip te krijgen op de Co2-uitstoot. Zo hebben vrijwel alle landen in de wereld zich in de slotverklaring van de recente VN-klimaatconferentie COP28 in Dubai gecommitteerd aan een verdrievoudiging van hernieuwbare energie per 2030. En, last but not least, de grootste uitstoter van Co2 in de wereld, China, weet zijn fossiele voetafdruk razendsnel te verminderen – met maar liefst 3 tot 7 jaar eerder dan verwacht.

Co2-emissies kunnen pieken in 2023

Ongelukkig rollenspel van voorzitter

Natuurlijk, er zijn allerlei twijfels tegen in te brengen, maar buiten Europa lijkt het positivisme en zelfs het realisme groter dan bij ons waar lankmoedigheid en wantrouwen overheersen. Om met dat laatste te beginnen: de voorzitter van de VN-klimaatconferentie Sultan al-Jabar werd in aanloop naar de COP28 in Westerse media scherp bejegend. Hij zou een marionet van de olie-industrie zijn en zou de conferentie misbruiken om olie- en gasdeals te sluiten.

Want behalve voorzitter van de VN-conferentie, is hij ook topman van de belangrijkste (staats)olie- en gasmaatschappijen van het land. Dat was natuurlijk een ongelukkig rollenspel, maar toch: hij had wel gelijk toen hij zei dat ‘de mensheid terug zou keren naar de grotten van de prehistorie’ als het fossiele brandstoffen in een (te) korte tijd in de ban zou doen.

De overgang van een industrieel tijdperk, dat mogelijk was dankzij fossiele brandstoffen, naar een tijdperk dat rust op hernieuwbare energie, kan niet van de een op de andere dag doorgevoerd worden. Het gaat namelijk om een heuse systeemtransitie. Daarvoor moet vrijwel alles op de schop: de ingezette grond- en brandstoffen, de wet- en regelgeving, de productieprocessen bij bedrijven, de financieringsmodellen bij banken en de consumptiepatronen van de bevolking.

Dat laatste is misschien wel de moeilijkste verandering van allemaal. Bij het grote publiek is vooralsnog het besef gering dat de overgang van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie een ongekende mentaliteitsverandering verlangt op het terrein van consumptie en materialisme. 

Klimaat-, sociale- én spirituele crisis

De crisis in het Westen is bovendien groter dan elders, omdat we behalve in een klimaatcrisis ook in een sociale en een spirituele crisis zijn beland.  Zo zijn we het zicht op de werkelijkheid goeddeels verloren. ‘We zijn met ons individualisme en materialisme in een uithoek van ons mens- en wereldbeeld beland’, zegt hoogleraar Klaas van Egmond in het boek De leegte voorbij. Milieuactivisten in Europa hameren dan ook op de aanpassingen die nodig zijn. Maar toch: de opvattingen en de dynamiek waar buiten Europa sprake van is, is van een compleet andere (veel positievere) orde. Daar lees je in de Europese media weinig over.

Zo heeft de wereldgemeenschap zich gecommitteerd tot een Co2-neutrale wereld in 2050 en daarvoor moet in 2030 een verdrievoudiging van hernieuwbare energie zijn bereikt. Hierdoor zal de prijs van elektriciteit uit zon en wind dalen en zullen fossiele brandstoffen versneld aan aantrekkelijkheid verliezen. Daarnaast is bepaald dat het klimaatschadefonds voor arme landen wordt versterkt. De donaties die gedaan zijn in Dubai vormen echter niet meer dan het begin. Probleem is de definitie van wie tot de ‘rijke’, en wie tot de ‘arme’ landen behoren. Daar achter ligt het altijd terugkerende probleem: wie gaat dit betalen?

Noorden versus Zuiden 

Een belangrijk verschil van inzicht tussen de ‘rijke’, en de ‘arme’ landen – die je grosso modo zou kunnen opsplitsen tussen het “wereldwijde noorden” en het “wereldwijde zuiden” – draait om de differentiatie van klimaatbeleid. Dat is vastgelegd in 1992 door de Verenigde Naties, omdat de noden en de verantwoordelijkheden per land(en) verschillen.

Het probleem met die in 1992 gemaakte afspraken is dat de wereld dynamisch is en machts- en krachtsverhoudingen veranderen. Vanuit het perspectief van de ontwikkelingslanden kwamen de rijke landen niet door met geld en technologie. Sterker nog: de geïndustrialiseerde landen eisten van de ontwikkelingslanden dat zij prioriteit zouden geven aan de uitstoot van Co2.

‘Klimaat rechtvaardigheid’

Belangrijk bij de tegengestelde belangen tussen Noord en Zuid is dat ontwikkelings- en/of opkomende landen zich beroepen op “klimaat rechtvaardigheid”: de Co2-emissies komen sinds 1870 namelijk vooral voor rekening van de Verenigde Staten en Europa. Dat werd al in 1991 door twee wetenschappers uit India in een zeer invloedrijk pamflet aangetoond.

In dat kader vindt professor Navroz Dubash, die al sinds 1990 bij het internationale klimaatoverleg betrokken is, dat de grote verantwoordelijkheid die het Westen heeft voor de opwarming van de aarde consequenties moet hebben voor de toekomst. Zo vindt hij de beoogde wereldwijde verdeling van Co2-rechten, die het Westen in gedachten heeft, oneerlijk.

Ontwikkelings- of opkomende landen mogen niet gefrustreerd worden in hun economische ontwikkeling of welvaartsgroei en daarom moet de wereldwijde welvaart gemaximeerd én verdeeld worden, zegt hij in een interview met het platform Polycrisis. ‘Dat betekent dat als Nigeria wat van zijn gas wil exploiteren als overgangsmaatregel, dan moet het dat eerste recht hebben, en niet Noorwegen.’

‘We kunnen geen groen neokolonialisme accepteren’

Professor Dubash weet zich gesteund door president Lula van Brazilië. Hij vindt dat het de rijke landen zijn die ‘de wereld hebben vervuild’. Zij moeten de historische schuld betalen die ze hebben met de Aarde. ‘We kunnen geen groen neokolonialisme accepteren dat handelsbelemmeringen en protectionistische maatregelen oplegt onder het voorwendsel van milieubescherming’, zei Lula in juni op de Global Financing Summit in Parijs.

De rekening zal mogelijk komend jaar al worden gepresenteerd als president Lula namens Brazilië de verantwoordelijkheid krijgt voor de wereldwijde hervormingsagenda van de G20. Zo bestaat er bij de BRICS-landen en de landen van het zuidelijk halfrond frustratie  over het zogenaamde groene protectionisme van de VS en Europa, waarmee deze handelsblokken import en handel proberen te frustreren. Het kan tot formele klachten van China en India bij de wereldhandelsorganisatie WHO leiden het kan in 2025 een belangrijke rol gaan spelen bij de COP30 in 2025 dat door Brazilië wordt georganiseerd.

Niet “heating”, maar “cooling” staat centraal 

Professor Dubash voegt er nog een interessante stelling aan toe: hij wijst erop dat de budgetten van landen en organisaties vooral gaan naar onderzoeken om de Co2-opwarming van de aarde tegen te gaan, maar in de ontwikkelingslanden waar de komende decennia de meerderheid van het vastgoed en de infrastructuur wordt ontwikkeld, zal het niet gaan om “heating”, maar om “cooling” van de aarde. En dat heeft belangrijke nationale beleidskeuzes tot gevolg – bij voorbeeld op het terrein van bouw, infrastructuur en vergroening. Dat is een compleet andere, meer positieve benadering, vindt Dubash.

In dat kader zegt hij dat het Europese narratief (van het beëindigen van de Co2-uitstoot), in het wereldwijde zuiden weinig gehoor vindt. Hij zet in op een convergentie tussen klimaat en ontwikkeling. Zo is de keuze voor spoorlijnen in plaats van (snel)wegen er één die zowel het klimaat als de ontwikkeling van deze landen dient. Zelfs de VS hebben voor die ontwikkeling gekozen met hun US Inflation Reduction Act, zegt hij. Het illustreert volgens hem dat de Europese Unie met haar op Co2-gerichte uitstoot-reducties alleen en zelfs geïsoleerd is komen te staan.

Europa maakt weinig indruk 

Op de keper beschouwd maakt het publieke debat in Europa dan ook een wat wereldvreemde indruk. Natuurlijk heeft het afbouwen van fossiele brandstoffen hoge prioriteit, maar er moet zoveel meer worden gedaan: het grootschalig investeren in duurzame energie, het ontwikkelen van infrastructuur en kennis om klaar te zijn voor elektrificatie en dus voor verwerking van strategische mineralen en voor circulaire energie. Daarnaast zullen we in Europa moeten leren hoe we kennis op het terrein van technologie en software vasthouden en uitbreiden. Allemaal uitdagingen, waarin overheid en staat een belangrijke rol zouden moeten spelen.

En last but not least: om Co2-neutraal te worden in Europa, is het essentieel dat wij als burgers ons gedrag aanpassen. Minder individualisme, minder consumentisme, minder materialisme – kortom minder hebzucht en meer gemeenschappelijkheid, meer harmonie, meer delen.

Als wij zo’n transformatie zonder ernstige conflicten en in vreedzame dialoog met de burgers en andere landen willen laten plaatsvinden, gaat u er dan maar van uit dat wij voor zo’n transformatie de decennia tot pakweg 2050 hard nodig zullen hebben.